Mellieha (Il-Mellieħa)
Mellieha is een stadje in het noordwesten van Malta met ongeveer 9.126 inwoners. Het stadje zelf is gelegen op een kaap met een maximale hoogte van 161 meter. Mellieha heeft zich door het toerisme uitgebreid richting het strand, dat ten noordwesten van het stadje gelegen is en dat eigenlijk Għadira heet. De naam Mellieha stamt af van een Arabische woord dat 'zout' betekent. Hoogstwaarschijnlijk is het een verwijzing naar de Romeinse zoutpannen in de omgeving.
Ontwikkeling van de plaats
De plek waarop het stadje is gebouwd, wordt al vanaf de Neolithische periode (3.000 v. Chr.) bewoond. De plaats werd vooral gebruikt voor de landbouw door mensen die natuurlijke grotten gebruikten om in te leven. Tijdens de Arabische periode werden de bewoners verdreven vanwege de voortdurende aanvallen door moslimpiraten. Tijdens de periode waarin de ridders van de johannieterorde op Malta heersten, werd er een kapel voor de heilige maagd Maria gebouwd. Dit was lange tijd één van de belangrijkste kapellen van het eiland. Later bouwden de ridders allerlei verdedigingswerken rondom de plaats, zodat de dreiging van plunderingen vanaf zee afnam. Hierdoor durfden vanaf de zeventiende eeuw weer wat boeren zich in de streek te vestigen om het land te bewerken. Mellieha bleef lange tijd een afgelegen plaats, afgezonderd van de rest van Malta. Er was geen aansluiting op de spoorweg (die destijds over Malta liep) en de weg naar Valletta was nagenoeg onbegaanbaar. Op Malta bestaat ook nu nog de uitdrukking dat 'iemand uit de wildernis van Mellieha komt', wat zoveel wil zeggen als dat diegene een boerenpummel is. Erg groot was de plaats tot het begin van de negentiende eeuw niet. De Britten wisten vanaf die periode Maltezer boeren naar de streek te lokken door voordelige grond te verpachten. Zelf verbleven de Britten ook in de regio. Bijvoorbeeld in kampen in de omgeving, waar militairen zich kapot verveelden.
Vandaag de dag heeft het stadje vooral een bestemming als woonplaats voor forenzen. Onder toeristen is de plaats ook populair. Zij verblijven er vooral vanwege de aanwezigheid van Mellieha beach, wat een erg populair zandstrand is. Het strand ligt echter niet direct in Mellieha, maar aan de baai van Ghadira, die ten noorden van de plaats ligt. Zowel in het hooggelegen Mellieha zelf, als in de richting van het strand zijn verschillende grote hotels en ressorts gebouwd. De plaats is erg goed ingesteld op de toeristenindustrie voor overdag. Qua nachtleven heeft de plaats niet veel te bieden. In het oostelijke deel van Mellieha bevinden zich woonwijken waar naar Maltese maatstaven luxe en dure huizen staan.
Bezienswaardigheden
Wie vanuit de richting Xemxija naar Mellieha rijdt, zal het opvallen dat de plaats zeer hoog gelegen is. Er moet een hoogteverschil van ruim 120 meter worden overbrugd. De hoofdweg, waaraan alle bezienswaardigheden van Mellieha liggen, begint direct bij de rotonde bovenaan de beklimming. Nabij de rotonde bevindt zich het belangrijkst busstation van de plaats. Aan de overzijde van de weg is een modern familiepark te vinden met atletiekbaan, skateboardbaan, klimrekken en basketbalveld. Ook in het park staan voorbeelden van een oude agrarische schuur (Il-Girna) en een oude boerderij. Het park biedt een prima uitzicht op het Selmun Palace (Il-Palazz ta' Selmun). Dat is een pand dat oogt als een kasteel. Het is een barokke versie van het Verdala Palace (dat in Buskett gardens staat). Het Selmun Palace werd in 1783 door de ridders gebouwd naar een ontwerp van ene Duminku Cachia in 1619. Opdracht voor de bouw werd gegeven door de Monte di Redenzione degli Schiavi. Dat was een religieus fonds dat slaven en gevangenen terugkocht van de Ottomanen. Ridders konden tegen betaling in het paleis verblijven en in de omgeving jagen op konijnen. De opbrengsten daarvan gingen naar het fonds. Hoewel het gebouw lijkt op een kasteel, heeft het nooit een militair doel gehad. Wel moest het door de bouwstijl indringers afschrikken. Tot 2011 behoorde het pand bij een hotel. Daarna kwam het in handen van de Maltese overheid.
Wie verder richting het centrum gaat, komt enkele kleine bezienswaardigheden tegen. Zo zijn in een parkje enkele resten van de Għajn Ħadid-toren te zien. Deze toren werd in 1658 gebouwd in opdracht van grootmeester Martin de Redin. Tijdens een aardbeving op 12 oktober 1856 stortte de toren grotendeels in. Enkele resten werden bijna dertig jaar later naar het parkje verplaatst. Verderop, langs de hoofdweg door het dorp, is een zeventiende-eeuwse windmolen te vinden. Tegenwoordig is in het pand een goed restaurant (Il-Mithna) te vinden.
Een gebouw dat een bezoek meer dan waard is, is de parochiekerk van Mellieha. Dit gebouw staat aan het noordelijke einde van het hoog gelegen gedeelte van het stadje en is gewijd aan de Maria geboorte. De kerk werd gebouwd tussen 1881 en 1898, door dorpelingen die behoefte hadden aan een kerk in Mellieha. Zij hakten zelf de stenen uit de rotsen in een nabij gelegen groeve en vervoerden deze naar de plek waar de kerk werd gebouwd. In 2014 is de kerk en de omgeving flink opgeknapt, waardoor het er tegenwoordig prachtig verzorgd uitziet. Achter de kerk, aan de overzijde van de weg, ligt naast de begraafplaats een parkje/speelplaats dat een mooi uitzicht biedt op de omgeving en de zee.
Aan het plein bij de kerk van Mellieha is de toegang naar de schuilkelders (air raid shelter / kenn ghall-attakki mill-ajru) te vinden. Het door mensen uitgegraven tunnelcomplex werd in de Tweede Wereldoorlog gebruikt wanneer het luchtalarm klonk. Een deel van de kelders is tegenwoordig te bezoeken. Er is een soort museum van gemaakt, waarin bezoekers worden geïnformeerd over het leven tijdens de vijandelijke luchtaanvallen die door de Italiaanse en Duitse bommenwerpers werden uitgevoerd. Mensen leefden er in kleine ruimten. Dat kwam vooral doordat er in rustige plaatsen als Mellieha en Mgarr veel vluchtelingen vanuit de havenregio werden opgenomen. Families van zes personen mochten een kleine eigen kamer uitgraven of uit laten graven. Het eten was karig en gerantsoeneerd. Er heersten ziekten als tuberculose en mensen hadden last van luizen en vlooien. Wel was er in de 500 meter lange gangen een ziekenhuis gevestigd en werden er kostbare kunstwerken uit musea opgeslagen. Mellieha vormde overigens zelden het doelwit van de Duitse en Italiaanse bommenwerpers. Er viel wel eens een verdwaalde bom in een veld, maar van gerichte acties was geen sprake. De rust verdween voor korte tijd toen rondom de baai van Għadira door de Maltese militairen eind maart 1942 een kamp werd opgezet om te oefenen. De tenten werden al snel bestookt door de bommenwerpers. Op 25 april 1942 werden drie militairen gedood tijdens zo’n luchtaanval. Een Britse piloot sneuvelde toen zijn vliegtuig neerstortte en een 41-jarige burger stierf toen hij niet tijdig beschutting vond. Een bezoek aan de schuilkelders is erg indrukwekkend en daardoor zeer de moeite waard.
Chapel of Our Lady of the Grotto
Diep onder de Maria geboortekerk is een grot te vinden die rond 1610, in opdracht van de uit Siracuse afkomstige wijnhandelaar Mario de Vasi, werd uitgegraven om er een kapel te vestigen. In de Chapel of Our Lady of the Grotto staat een wit beeld van Maria met het kindje Jezus. Verschillende groepen mensen zeggen dat ze het beeld in 1887, 1888 en 1948 een kruisje hebben zien slaan. Daarom wordt de plaats veel bezocht door bedevaartgangers, die allerlei ex voto-voorwerpen achterlaten als dank door geleverde gunsten. De grotto is te bereiken door het plein en de weg over te steken recht tegenover de ingang van de schuilkelders.
De hoofdweg van het dorp loopt vervolgens weer met enkele haarspeldbochten naar beneden, totdat deze bij het strand en de baai van Ghadira uitkomt. Voor het strand bevindt zich de aanlegsteiger, waar in de zomer rondvaarten worden aangeboden. Hier bevindt zich tevens een militaire batterij (Batterija tal-Lemin tal-Mellieħa) uit 1715. In de batterij is tegenwoordig het Tunnara museum gevestigd. Dit museum is gewijd aan de vangst van de blauwvintonijn. Duidelijk wordt uitgelegd met wat voor materiaal en op welke manier de netten werden opgesteld, zodat de tonijnen erin konden worden gejaagd. Tevens wordt er wat informatie over het fort verstrekt. Voor de entree wordt een (vrijwillige) donatie van twee euro gevraagd. Verderop, aan de overzijde van de weg die langs Mellieha beach loopt, ligt het Ghadira National Reserve (Ghadira betekent 'het meer'). Dit is een vogelreservaat waar vooral trekvogels even kunnen bijkomen tijdens hun lange jaarlijkse vluchten. Het jagen op vogels is een oude traditie op Malta en er wordt veel illegaal op beschermde vogels geschoten. Een vogelvriendelijk reservaat is dus meer dan welkom. Het reservaat is open voor bezoekers.
Verderop, op de grens van het Marfa-schiereiland, torent boven de baai een rode wachttoren uit. Dit is de St. Agatha's Tower, die ook wel de 'Red tower' genoemd wordt, vanwege haar kleur. De rode toren werd tussen november 1647 en april 1649 gebouwd in opdracht van grootmeester Alof de Wignacourt. Het was destijds de verste buitenpost vanuit Valletta bezien. De toren beschermde de Mellieha bay tegen piraten die daar eerder ongestoord aan land konden gaan en zodoende de boel konden plunderen. De toren was in die tijd bovendien afschrikwekkend genoeg om de Turken te weerhouden een grootscheepse invasie op Malta in te zetten vanuit de baai. Daartoe was de toren uitgerust met enkele kanonnen. Vanaf ongeveer 1830 werden veel panden in Malta plots rood geverfd. Die modegril ontstond waarschijnlijk omdat men vond dat het welvaart uitstraalde. Waar de meeste gebouwen naar verloop van tijd hun 'normale' kleur van zandsteen terugkregen, bleef de Red tower echter rood. Tijdens de Britse periode werd de toren gebruikt door militairen die in kampen in de omgeving gestationeerd waren. In 1906 leidde dat tot een misverstand, waarbij vrouwen in het veld nog net hun hachje konden redden, omdat de militairen schietoefeningen hielden vanaf het dak van de toren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende de toren als hoofdkwartier van de E Company, van het eerste bataljon van het Kings Own Malta Regiment. Hoewel de toren verschillende malen als doelwit van vijandige bommenwerpers fungeerde, bleef een directe inslag uit. Na de oorlog bleef de toren tot in 1999 in gebruik als uitkijk- en radartoren van het Maltese leger. Aansluitend nam het fonds Din l-Art Helwa de toren onder haar hoede, zodat deze kon worden hersteld. Vanaf de bushalte 'Qammieh' is de toren te voet bereikbaar. De loopafstand vanaf de halte is 200 meter, waarin 40 meter moet worden geklommen naar een totale hoogte van ongeveer 100 meter.
Bereikbaarheid met de bus
Mellieha is met de bus te bereiken vanuit Valletta. Lijnen 41, 42 en 49 komen door de hoofdstraat (Triq Gorg Borg Olivier) van de plaats. Hoewel op lijn 49 minder frequent wordt gereden dan op de andere routes, is het vaak wel de snelste reisoptie. Ook lijn 222 gaat door de hoofdstraat van Mellieha, maar deze verbindt Mellieha met Sliema. De eindhalte aldaar is op de plek waar de veerboot naar Valletta vertrekt. De hierboven genoemde buslijnen, en enkele anderen, rijden in de andere richting door naar de terminal in Cirkewwa, waar de veerboot naar Gozo vertrekt. Lijn X1 verbindt Mellieha rechtstreeks met de nationale Luchthaven van Malta.
De gemeente Mellieha heeft een eigen website, waar meer Engelstalige informatie over de plaats is te vinden. De website is te bereiken door hier te klikken.